Het vullen van een CV-installatie met onbehandeld water kan leiden tot een aantal problemen:
- Magnetiet
- Ketelsteen
- Verminderde efficiëntie van de installatie
- Verstopte warmtewisselaar
- Corrosie in de gehele installatie
- Lekken in de installatie
Een eerste oplossing is het ontharden van het vulwater. Bij het ontharden van het vulwater gaan we effectief het calcium en magnesium gaan verwijderen uit het water. Hard water heeft een positief effect op kalkvorming in de verwarmingsinstallatie, of met andere woorden een negatief gevolg voor de installatie zelf.
Echter gaan we bij ontharding het calcium en magnesium uit het water halen en vervangen door zouten, waardoor de geleidbaarheid of conductiviteit van het vulwater hoog blijft. Er zullen dus veel mineralen (sulfaten en chloriden) in het vulwater overblijven na de ontharding, en dus een hoge geleidbaarheid.
Het herhaaldelijk opwarmen van vulwater met een hoge geleidbaarheid zal op termijn leiden tot een verandering van de pH-waarde van het vulwater. De pH-waarde van het vulwater met een hoge geleidbaarheid zal stijgen en dus basisch worden of alkaliseren.
Materialen in de CV-installatie zijn gevoelig voor een veranderde pH-waarde. Aluminium is uitermate gevoelig voor een veranderende pH-waarde. Andere metalen hebben een grotere tolerantie.
In de VDI 2035 wordt volgende normering omschreven:
- pH-waarde tussen 8,2 en 10 voor alle legeringen
- pH-waarde tussen 8,2 en 8,5 indien er een aluminiumlegering in de CV-installatie is opgenomen
De enige manier om dit te vermijden, is door het vulwater te demineraliseren. Door de demineralisatie gaan we alle zouten en mineralen verwijderen uit het vulwater. De conductiviteit wordt dus teruggebracht naar nagenoeg 0.
Door het demineraliseren:
- vermijden we kalkvorming in de installatie
- vermijden we een stijgende pH-waarde
Contacteer ons
< Terug naar overzicht